Les drie: oude kind

Les drie: oude kind

Drama 22 feb

Gaat over drama oudere kind

Street fight, zo echt mogelijk. Elkaar nep in elkaar slaan. Met mogelijk geluidseffecten maken.

Vooropdracht;

Hardloopwedstrijd in slow motion. Met publiek en met coaches. Gaat erom dat er grappige dingen gebeuren tijdens de wedstrijd. Mogen ze zelf invullen. Als

Hoofdopdracht; 

Zelf wedstrijd en setting laten bedenken. Dit mogen ze dan opvoeren.

 

Daarna ging het over spanning

Een aantal leerlingen gaan in een bioscoop zitten. Gaan naar een steeds enger wordende film kijken. Een van hen is jarig. Maar ze doen steeds alsof ze het nog leuk vinden maar ze worden steeds angstiger. Publiek kijkt naar de vier in de bioscoop. Muziek erbij. Als leraar ondersteun je hoe spannend het is.

Vakinhoudelijk doel: Inleven in een personage door in een standbeeld te laten zien wie je bent. Mimiek en houding spelen hierbij een belangrijke rol.
Pedagogisch doel: Samenwerken wanneer je gezamenlijk een toneelstukje op moet voeren. Je moet durven laten zien wie je bent en wie je uitbeeld.

Daarna was er een les met monsters. Alle leerlingen in de klas. Doen alsof ze bomen zijn. Als leraar door de klas lopen . Als je niet kijkt mogen de leerlingen steeds meer bewegen om enger te worden. Steeds enger mogen de leerlingen doen. Op een gegeven moment “eten” de leerlingen de leerkracht op.

Vervolgens kwam 1 leerling in het “museum” zitten. Er waren vier monsters. Steeds als die ene leerling omkijkt, veranderen de monters weer in normale mensen. Steeds komen de monsters weer en stukje verder bij de ene leerling. Leerkracht geeft steeds aan hoe ver ze mogen gaan. Steeds verder. Spanning bouwt op.

 

We hadden ook nog een stukje over tekst bij het oudere kind. De klas opdelen in tweetallen. Steeds A En B. Dan gewoon rollenspelletje. Emoties kun je laten bedenken door leerlingen zelf die ze mee moeten nemen in het verhaal.

. Ik? Nee jij!

De hele klas staat in een kring. Bij het woordje ‘Ik?’ incasseer je een emotie en bij de woorden ‘Nee jij’ zendt je een bepaalde emotie naar de volgende. Een persoon begint met een emotie. Je kunt denken aan een boze emotie, heel verlegen of juist heel blij. ‘Nee jij’ heeft in het geval van de eerste dezelfde emotie. Op het moment dat je ‘Nee jij’ zegt wijs je naar een volgend persoon in de kring. Deze persoon incasseert de ‘Ik?’ met dezelfde emotie als waarmee hij/zij hem gekregen heeft. De ‘Nee jij’ mag door de tweede persoon weer met een andere emotie doorverwezen worden naar de volgende.

Vakinhoudelijk doel: Emoties incasseren en daar dan vervolgens ook op (dezelfde) manier op reageren.
Pedagogische doel: Je moet d.m.v. overtuigingskracht en houding durven een nieuwe emotie door te geven aan de volgende.

 

Hardloopwedstrijd
Je verdeelt de klas in drie verschillende groepen. Een groep bestaat uit hardlopers, een groep bestaat uit coaches en een groep bestaat uit publiek. Iedereen is aan elkaar gekoppeld. Een hardloper heeft dus zowel een coach als iemand die speciaal voor hem aanmoedigt. Gezamenlijk zitten jullie naar de hardloopwedstrijd te kijken. De hardloopwedstrijd staat op het punt te beginnen. Aan de linkerkant van de hardlopers zitten de coaches en aan de andere kant zit het publiek. Het is een humoristische hardloopwedstrijd die zich in slow motion afspeelt. De muziek start. De coaches mogen hun toppers nog voor een laatste keer wijze moed inspreken. In slow motion lopen de coaches naar de spelers: de laatste aanwijzingen + een high five worden gegeven. De coaches gaan weer naar hun plek en de wedstrijd gaat van start. Tijdens de wedstrijd gebeuren de meest vreemde dingen: hardlopers struikelen over elkaar heen, een bananenschil ligt op de baan, klappen worden er uit gedeeld, supporters gaan nog even wat te drinken halen of hardlopers die opeens een telefoontje krijgen. Het kan allemaal tijdens deze hardloopwedstrijd. Wanneer de eerste hardloper over de finish is, mogen de coaches van hun plek komen en hun hardloper komen feliciteren of komen straffen o.i.d.

Vakinhoudelijk doel: Het slow-motion uitvoeren van bepaalde handelingen. Hierbij heb je je fantasie nodig.
Pedagogische doel: Je moet durven toneelspelen. De meest gekke dingen kunnen gebeuren op de hardloopbaan. Het is dus heel belangrijk dat je je fantasie gebruikt en dit ook durft te uiten in je spel.

 



Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *